Stap 1: De beginsituatie schetsen.
Vooraleer je begint met je thema te kiezen en de leerstof moet je kijken naar de beginsituatie. De beginsituatie is een geheel van persoonlijke kenmerken en kenmerken van de omgeving die het verloop en de resultaten van onderwijsleerprocessen kunnen beïnvloeden.
1) Leerlingenkenmerken: voorkennis, cognitieve vaardigheden, affectieve vaardigheden, …
2) Onderwijskenmerken: leraar (kennis, ervaring, ...), klas groep (klas klimaat, groepering, ...)
3) Omgevingskenmerken: opleidingsniveau van de ouders, omgeving school, tijdstip van de les ...
Bij het vak lichamelijke opvoeding moet je ook rekening houden met hun motorische competenties, gezonde en veilige levensstijl en de zelfstandig en sociaal functioneren.
Tijdens het begeleiden van leerlingen speel je voortdurend in op hun karakterisitieken. Hoewel ieder kind uniek en dus anders is, heeft elke leeftijdscategorie haar specifieke eigenschappen. Als men over het basisschoolkind spreekt, bedoelt men de leerlingen van 6 tot 12 jaar. Het is belangrijk om te weten hoe ver een leerling staat met zijn ontwikkeling om hieraan je les te kunnen aanpassen.
De gemiddelde motorische prestaties zoals rennen, springen en gooien nemen bij de meeste jongens en meisjes gelijkmatig toe tot +/- de leeftijd van 12 jaar. De jongens hebben hier een kleine voorsprong op.
Op 6 jarige leeftijd kan het kind goed evewicht houden. De lichaamsbeheersing en oog-handcoördinatie neemt ook toe. Oefeningen zoals balanceren op banken, gymnastische oefeningen, mikken, gooien, vangen, … zijn dan ook zeer populair.
Als het kind de leeftijd van 10 jaar behaalt heeft het een perfecte beheersing. Het heeft een harmonische lichaamsbouw en is uitermate bewegelijk. Ze ervaren het lichaam als probleemloos en soepel
Je kunt de beginsituatie het beste schetsen door jezelf een aantal belangrijke vragen te stellen als:
v Welke graad is het?
v Hoeveel leerlingen zijn er?
v Hoeveel meisjes en jongens zijn er?
v Zijn er leerlingen die extra zorg nodig hebben?
v Hoever staat de motorische ontwikkeling?
v Is er een hechte band in de klas?
v Hoe zijn de onderlinge relaties?
v Welke thema’s hebben de leerlingen al gezien in de klas?
v Heb ik de gewenste infrastructuur?
v Is er een vakleerkracht L.O. op school?
v Om hoe laat geef ik mijn les?
v …
Er zijn oneindig veel vragen. Probeer zoveel mogelijk informatie te verzamelen. Ga eens langs bij je collega’s en vraag informatie. Op deze manier kan je inspelen op de leerlingen, hun niveau en behoeften.
1) Leerlingenkenmerken: voorkennis, cognitieve vaardigheden, affectieve vaardigheden, …
2) Onderwijskenmerken: leraar (kennis, ervaring, ...), klas groep (klas klimaat, groepering, ...)
3) Omgevingskenmerken: opleidingsniveau van de ouders, omgeving school, tijdstip van de les ...
Bij het vak lichamelijke opvoeding moet je ook rekening houden met hun motorische competenties, gezonde en veilige levensstijl en de zelfstandig en sociaal functioneren.
Tijdens het begeleiden van leerlingen speel je voortdurend in op hun karakterisitieken. Hoewel ieder kind uniek en dus anders is, heeft elke leeftijdscategorie haar specifieke eigenschappen. Als men over het basisschoolkind spreekt, bedoelt men de leerlingen van 6 tot 12 jaar. Het is belangrijk om te weten hoe ver een leerling staat met zijn ontwikkeling om hieraan je les te kunnen aanpassen.
De gemiddelde motorische prestaties zoals rennen, springen en gooien nemen bij de meeste jongens en meisjes gelijkmatig toe tot +/- de leeftijd van 12 jaar. De jongens hebben hier een kleine voorsprong op.
Op 6 jarige leeftijd kan het kind goed evewicht houden. De lichaamsbeheersing en oog-handcoördinatie neemt ook toe. Oefeningen zoals balanceren op banken, gymnastische oefeningen, mikken, gooien, vangen, … zijn dan ook zeer populair.
Als het kind de leeftijd van 10 jaar behaalt heeft het een perfecte beheersing. Het heeft een harmonische lichaamsbouw en is uitermate bewegelijk. Ze ervaren het lichaam als probleemloos en soepel
Je kunt de beginsituatie het beste schetsen door jezelf een aantal belangrijke vragen te stellen als:
v Welke graad is het?
v Hoeveel leerlingen zijn er?
v Hoeveel meisjes en jongens zijn er?
v Zijn er leerlingen die extra zorg nodig hebben?
v Hoever staat de motorische ontwikkeling?
v Is er een hechte band in de klas?
v Hoe zijn de onderlinge relaties?
v Welke thema’s hebben de leerlingen al gezien in de klas?
v Heb ik de gewenste infrastructuur?
v Is er een vakleerkracht L.O. op school?
v Om hoe laat geef ik mijn les?
v …
Er zijn oneindig veel vragen. Probeer zoveel mogelijk informatie te verzamelen. Ga eens langs bij je collega’s en vraag informatie. Op deze manier kan je inspelen op de leerlingen, hun niveau en behoeften.